Geschiedenis Alem
Alem is afgeleid van Alaheim, in een document uit 1107 geschreven als Aleym en Aleim. Het eerste deel van de naam ala, is een Germaanse aanduiding voor geheel. Het tweede deel van de plaatsnaam is afgeleid van ‘heim’, dat woonplaats betekent.
Alem wordt voor het eerst genoemd in een document uit 1107. De plaats was gelegen binnen een Maasmeander op een stroomrug. De plaats heeft een kapittelkerk gekend die gewijd was aan de Heilige Odrada, die er begraven is. Omtrent de stichting van deze kerk is weinig bekend, maar de Abdij van Sint-Truiden was erbij betrokken en in de archieven van deze abdij zijn tal van stukken hieromtrent bewaard. Het was blijkbaar Otto I, Graaf van Duras, die het lichaam van Odrada naar Alem heeft gebracht en daar een basiliek liet bouwen en geestelijken aanstelde om de verering van Odrada te verzorgen. Duras was nauw bij de Abdij van Sint-Truiden betrokken. De graaf had heerlijke rechten in Alem en hij zou de heerlijkheid aan de Abdij hebben geschonken. Daarom wordt tevens aangenomen dat de kerk in het midden der 11e eeuw gesticht is.
In 1107 gaf Paus Paschalis II toestemming aan de abt van Sint-Truiden om de seculiere kanunniken door monniken te vervangen. Er waren 7 kanunniken en deze verkregen inkomsten uit landerijen en van het pontveer over de Maas. De inkomsten waren karig en ook de bevolking was arm en had conflicten met het kapittel. Bovendien haalde de Abdij van Sint-Truiden vele inkomsten naar zich toe. De oorspronkelijke kapittelkerk werd door de Maas verzwolgen vóór 1304. Het kapittel werd eind 14e eeuw opgeheven wegens gebrek aan inkomsten. Een nieuwe kerk werd toen gebouwd, die eind 16e begin 17e eeuw werd verwoest en in 1609 herbouwd. In 1617 zijn, ten gevolge van de onlusten in de Tachtigjarige Oorlog, relieken en kostbaarheden uit Alem naar ‘s-Hertogenbosch overgebracht. Vermoedelijk is toen de heilige Hubertus tot patroonheilige genomen, die hier ook al eerder vereerd werd. De pastoor vluchtte in 1636 naar Bokhoven en in 1648 kwam deze kerk aan de hervormden, om in 1717 eveneens door de Maas te worden verzwolgen, om in 1719 te worden herbouwd, deels met materiaal van de zojuist verwoeste kerk.
Ook de katholieke schuurkerken, die bestonden vanaf eind 17e eeuw, werden herhaaldelijk door overstromingen getroffen, zoals in 1703, 1711 en 1716. In 1758 kwam een nieuwe schuurkerk gereed die in 1829 verbeterd en verfraaid werd om in 1874 door de huidige kerk te worden vervangen.
Tot begin jaren dertig van de twintigste eeuw lag Alem aan de zuidelijke, Brabantse kant van de Maas (Maasland). Als gevolg van het kanaliseren van de Maas omstreeks 1935, kwam Alem op de noordelijke oever te liggen.
Er is nog sprake geweest van de bouw van een nieuw dorp op de Noord-Brabantse oever, zodat de inwoners in hun eigen provincie konden wonen, maar uiteindelijk is dit nieuwe dorp toch niet gebouwd en is Alem in 1958 bij de Gelderse gemeente Maasdriel gevoegd; dit als onderdeel van de Gelders-Brabantse grenscorrecties van 1958. De andere dorpen Maren en Kessel werden bij de gemeente Lith gevoegd. Aldus maakt Alem nu de facto deel uit van de Bommelerwaard.
Sinds de kanalisering is Alem via een dam verbonden met de Maasdijk tussen Rossum en Kerkdriel en vormt zodoende een schiereiland. In eerste instantie zou de dam rechtstreeks van Alem naar Rossum lopen – veel korter -, maar omdat de Alemers liever afstand tot Rossum wilden behouden en omdat Kerkdriel Alem wilde ‘inlijven’, werd voor dit compromis gekozen.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Alem een niet onbelangrijk dorp, vanwege de veerpont over de Maas. De bezetters konden daar mensen op identiteitsbewijzen controleren of ze gezocht werden, Jood waren of bij het verzet zaten. Johannes Klingen, onderwijzer op de plaatselijke school, raakte bij het verzet betrokken en werd gevangengenomen. Later in 1944 bijna aan het eind van de oorlog werd hij gefusilleerd aan de weg die nog steeds naar hem vernoemd is, de Jan Klingenweg. Daar bevindt zich ook een monument dat aan hem herinnert.
Zo stortte op 31 mei 1942 om 00.45 (er wordt ook gezegd 02.00 uur) bij Alem een Britse bommenwerper neer, vermoedelijk in de toenmalige Alemsche Overwaard. Het vliegtuig was een Vickers Wellington IC, gevlogen door W/O F.G. Hillyer. De bemanning behoorde tot 26 OTU (Operational Training Unit). Vier bemanningsleden kwamen om het leven, te weten P/O A.C. White; Sgt. D.H. Fletcher; Sgt. D.S.B. Vincent en Sgt. H.L. Smith. Ze liggen begraven in Uden. Hillyer zelf overleefde de crash, maar werd krijgsgevangen genomen.